H6 §1 Kwadraten
Zoals de afbeelding al aangeeft: kwadraat betekent vierkant. Van een vierkant weet je dat het vier gelijke zijden heeft. Als we het oppervlakte van het vierkant willen berekenen dan vermenigvuldig je de lengte met de breedte. Doen we dit bij een vierkant, met zijde 5 cm, dan krijg je als oppervlakte: 5 · 5
Dit kunnen we ook korter opschrijven, namelijk 5 · 5 = 5²
Dit spreek je uit als 5 kwadraat of 5 tot de macht 2.
Om dit in je rekenmachine in te voeren typ je eerst het getal 5, daarna een ^ (schuinboven de 7) en daarna de 2. Als je het nu laat uitrekenen komt er 25 uit.
In de volgende tabel zie je een overzicht van getallen met bijbehorende kwadraten.
Deze kwadraten moet je uit je hoofd leren!
Hieronder volgen een aantal video's waarbij het werken met kwadraten worden uitgelegd. Video 1 legt kwadrateren van positieve getallen uit. Video 2 neemt kwadrateren mee naar de rekenvolgorde. Video 3 gaat kwadrateren met negatieve getallen.
Video 1: Kwadrateren van positieve getallen
Video 2: Kwadraten en de rekenvolgorde
Video 3: Kwadrateren van negatieve getallen
Wortels
Het tegenovergestelde van optellen is aftrekken.
Het tegenovergestelde van vermenigvuldigen is delen.
Het tegenovergestelde van kwadrateren is wortel trekken.
Bij kwadrateren heb je geleerd dat kwadrateren een vermenigvuldiging met zichzelf is, bijvoorbeeld 5 · 5. Bij wortel trekken heb je een gegeven getal en ga je op zoek naar een ander getal waarvan het kwadraat het gegeven getal is. Het symbool van de wortel is: √
Voorbeeld: √25 = 5, want 5² = 5 · 5 = 25
Bekijk de video waarin wordt uitgelegd wat worteltrekken is en hoe je er mee kunt werken.
Video 4: Worteltrekken